schuldloos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schuldloos    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxʏldlos/
Woordafbreking
  • schuld·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schuldloosschuldlozerschuldloost
verbogen schuldlozeschuldlozereschuldlooste
partitief schuldloosschuldlozers-

Bijvoeglijk naamwoord

schuldloos

  1. zonder schuld, zonder zonde, vrij van verwijtbaarheid
    • Een schuldloos kind is niet verantwoordelijk voor de fouten van zijn vader. 
  2. zonder schulden, vrij van financiële verplichtingen
    • Ik heb alles afbetaald, dus ik ben nu helemaal schuldloos. 
Synoniemen
  • schuldeloos (tot 2006 ook schuldenloos in officiële spelling)
  • Als verwarring kan ontstaan doordat in een bepaalde uitspraak beide betekenissen mogelijk zijn, word voor de tweede betekenis "vrij van financiële verplichtingen" eerder 'schuldeloos' of 'schuldenvrij' gebruikt: de frase "schuldloos gescheiden" zegt iets over verwijtbaarheid, niet over financiën.

Gangbaarheid

  • Het woord schuldloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.