schutteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schutteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • schut·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schutteren
schutterde
geschutterd
zwak -d volledig

Werkwoord

schutteren

  1. inergatief knoeien, aanrommelen, onbeholpen te werk gaan
    • Hij schutterde nog een beetje verder todat de jury er een einde aan maakte. 

Gangbaarheid

  • Het woord schutteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.