sedel

Zweeds

Uitspraak
  • IPA: /seːdɛl/
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Middelnederduitse sedele, van het middeleeuws-Latijnse cedula (klassiek Latijn: schedula) [1]
sedels enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     sedel     sedeln     sedlar     sedlarna  
  genitief     sedels     sedelns     sedlars     sedlarnas  

Zelfstandig naamwoord

sedel, g

  1. bankbiljet
  2. biljet

Verwijzingen

  1. Elof Hellquist, Svensk etymologisk ordbok (1922).
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.