shockeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  shockeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • shoc·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw

Van het Engelse to shock.[1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
shockeren
shockeerde
geshockeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

shockeren

  1. overgankelijk een emotionele schok bij iemand veroorzaken
    • Zijn opzichtig optreden shockeerde het bezadigde gezelschap. 
    • De president shockeerde het volk met zijn beledigende uitspraken. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord shockeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.