showen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  showen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈʃowə(n)/
Woordafbreking
  • sho·wen
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels

Werkwoord

showen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
showen
showde
geshowd
zwak -d volledig
  1. laten zien om te laten beoordelen, laten zien om indruk te maken
    • Anderhalve maand later kwam het pakket binnen met een paar voor Baba en een paar voor mij. Ik gebruikte de schoenen voor mijn sportoefeningen, Baba om ermee te showen. [2]  
    • ` Op strikt boekhoudkundig gebied echter was de oogst teleurstellend te noemen, maar hij wist dat te verdoezelen door de anderen een pas aangeschaft kantoormeubel te showen, een super-de-luxe postbak.[3]  
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord showen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oubelkas, Joseph
    400 brieven van mijn moeder [2011] ISBN 9789048490141 pagina 242
  3. Valens, Anton
    Het boek ont [2012] ISBN 978-90-457-0473-9 pagina 137
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.