siepelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  siepelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsipələ(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • sie·pe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
siepelen
siepelde
gesiepeld
zwak -d volledig

Werkwoord

siepelen

  1. ergatief van water, bloed e.d. geleidelijk doordringen, langzaam vloeien
    • Waarschijnlijk siepelde in bepaalde gedeelten het water zelfs een beetje diffuus door het veen heen. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord siepelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
47 %van de Nederlanders;
19 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.