sige

Deens

Uitspraak
  • IPA: [ˈsiː]
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse segja.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sige
siger
sagde
sagt
volledig

Werkwoord

sige

  1. overgankelijk zeggen

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.