sjóða

IJslands

Uitspraak
  • IPA: /sjou.δa/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse sjóða.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
sjóðasauðsuðumsoðið
volledig

Werkwoord

sjóða

  1. zieden
  2. koken

Zelfstandig naamwoord

sjóða

  1. genitief onbepaald mannelijk meervoud van sjóður

Oudnoords

Woordafbreking
  • sjó·ða
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sjóða
sýðr
enk: sauð
mv: suðu
soðit
Klasse 2 sterk volledig

Werkwoord

sjóða

  1. koken
  2. zieden
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.