sjiete

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈʃiːtɐ/ (Etsbergs)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sjiete
sjeet
gesjete
klasse 1 volledig

Werkwoord

sjiete

  1. poepen
    «Ich mót sjiete
    Ik moet poepen.
  2. schijten
    «De ków zaat tö sjiete
    De koe zat te schijten.
  3. diarree hebben
    «Ich sjiet al gansdaags.»
    Ik heb al de hele dag diarree.
Opmerkingen
  • In tegenstelling tot het Nederlands zit er bij sjiete geen negatieve ondertoon.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.