sliep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sliep    (hulp, bestand)
  • IPA: /slip/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • sliep

Werkwoord

vervoeging van
slapen

sliep

  1. enkelvoud verleden tijd van slapen
    • Ik sliep. 
    • Jij sliep. 
    • Hij, zij, het sliep. 
vervoeging van
sliepen

sliep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sliepen
    • Ik sliep. 
  2. gebiedende wijs van sliepen
    • Sliep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sliepen
    • Sliep je? 
     De dagen daarna sliep ik steeds alleen, en langzaam maar zeker groeide mijn zelfvertrouwen.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord sliep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.