sloten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sloten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈslotə(n) / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- slo·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sloten |
slootte |
gesloot |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
sloten [1]
- inergatief aan een sloot werken
- overgankelijk van een sloot voorzien
Hyponiemen
- nasloten, voorsloten
Afgeleide begrippen
- sloothaak, slootmist, slootwater, slotenmaker
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sluiten |
sloten
- meervoud verleden tijd van sluiten
- Wij sloten.
- Jullie sloten.
- Zij sloten.
- Wij sloten.
Zelfstandig naamwoord
de sloten mv
Gangbaarheid
- Het woord sloten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sloten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.