snauwen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snauwen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • snau·wen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bits spreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
snauwen
snauwde
gesnauwd
zwak -d volledig

Werkwoord

snauwen

  1. iemand op geïrriteerde toon kortaf toespreken
    • De boze leraar snauwde tegen de leerlingen die alweer hun huiswerk niet hadden gemaakt. 

Gangbaarheid

  • Het woord snauwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.