sneuvelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sneuvelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sneu·ve·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘omkomen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sneuvelen
sneuvelde
gesneuveld
zwak -d volledig

Werkwoord

sneuvelen

  1. ergatief omkomen in de strijd
    • Er zijn in de beide Wereldoorlogen miljoenen gesneuveld. 
  2. ergatief kapot gaan door te breken
    • Door de ontploffing sneuvelden er veel ruiten. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord sneuvelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.