snijdend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snijdend    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • snij·dend
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van snijden
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen snijdendsnijdendersnijdendst
verbogen snijdendesnijdenderesnijdendste
partitief snijdendssnijdenders-

Bijvoeglijk naamwoord

snijdend

  1. van iets dat het snijdt
    • Buren hebben ook een vriend van het slachtoffer op de galerij mishandeld. 'De buurman stond voor mijn raam met het gebaar van een snijdend mes over zijn keel. Dan voel je je niet meer veilig.' [1] 
  2. (figuurlijk) van iets dat het pijn doet
    • ‘Ons leven lijkt net op een lange tunnel. We zitten er middenin en zien geen hand voor ogen. Teruggaan durven we niet, maar vooruit is ook geen licht. Het is na twaalf jaar nog steeds snijdend verdriet, bittere vragen, onbegrepen leed.’ [2] 
  3. heel erg koud en guur
    • Sneeuwvlokken, snijdend koud en lokaal glad in Twente: In Twente dwarrelen de sneeuwvlokken deze zaterdagmorgen op verschillende plekken naar beneden. Een echte witte wereld is het nog niet, maar de sneeuw heeft wel mogelijk gladheid tot gevolg. [3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: snijden
verbogen vorm: snijdende

snijdend

  1. onvoltooid deelwoord van snijden

Gangbaarheid

  • Het woord snijdend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.