speechen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  speechen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spee·chen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
speechen
speechte
gespeecht
zwak -t volledig

Werkwoord

speechen

  1. inergatief een speech houden.

Zelfstandig naamwoord

despeechenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord speech

Gangbaarheid

  • Het woord speechen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.