speel vals

Uitspraak

• Geluid:  speel vals    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• speel vals

Woordherkomst en -opbouw

• uit speel (werkwoord) en vals, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

Werkwoord

speel vals

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van valsspelen
   

   • Ik speel vals. 

2. gebiedende wijs van valsspelen
   

   • Speel vals! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van valsspelen
   

   • Speel je vals? 

Gangbaarheid

• Het woord speel vals staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.