spoog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spoog    (hulp, bestand)
  • IPA: /spox/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • spoog

Werkwoord

vervoeging van
spugen

spoog

  1. enkelvoud verleden tijd van spugen
    • Ik spoog. 
    • Jij spoog. 
    • Hij, zij, het spoog. 
     Jezus nam de blinde man apart, spoog in zijn handen en wreef dat op de oogleden van de blinde.[1]
Synoniemen
Opmerkingen

Spoog is tegenwoordig weinig gangbaar; spugen wordt meestal zwak vervoegd (ook in de voltooide tijd).

Gangbaarheid

  • Het woord spoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
60 %van de Nederlanders;
42 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Anil Ramdas
    “De Molukse Kerk” (2 september 2009) op nrc.nl
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.