sportte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sportte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sport·te

Werkwoord

vervoeging van
sporten

sportte

  1. enkelvoud verleden tijd van sporten
    • Ik sportte. 
    • Jij sportte. 
    • Hij, zij, het sportte. 

Gangbaarheid

  • Het woord sportte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.