stekend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stekend    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ste·kend

Werkwoord

vervoeging van: steken
verbogen vorm: stekende

stekend

  1. onvoltooid deelwoord van steken
    • Hij is 87 jaar geworden. Rohof stond bekend als iemand met hart voor zijn stad. De kreet 'Almelo is zó!' werd vaak door hem geuit, daarbij steevast de duim omhoog stekend. [1] 
    • Een wandelaar was op het strand gestruikeld over een uit de grond stekend stuk plastic op de Voornse Meeroever.[2] 
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen stekendstekenderstekendst
verbogen stekendestekenderestekendste
partitief stekendsstekenders-

Bijvoeglijk naamwoord

stekend

  1. van een opmerking dat ze kwetsend is
    • Hij maakte weer eens een paar stekende, ongepaste opmerkingen. 
  2. prikkend
    • Hij sloeg de stekende wesp dood. 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stekend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.