suami
Indonesisch
Woordafbreking
- su·a·mi
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
suami
- (familie) echtgenoot, gehuwde man
- (voeding) gerecht van rauwe cassave, die geraspt en weer samengeperst in bladeren wordt gestoomd; rijk aan koolhydraten, in de Molukse keuken geïntroduceerd door emigranten van Buton
Antoniemen
Afgeleide begrippen
- [1] bersuami, bersuamikan, mempersuami, mempersuamikan, persuamian
- [1] suami istri, suaminda, ikut suami, menanggang suami
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.