suizen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  suizen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sui·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zacht ruisen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
suizen
suisde
gesuisd
zwak -d volledig

Werkwoord

suizen

  1. inergatief een ruisend geluid voortbrengen
    • Na die wilde avond bonkte en suisde mijn arme hoofd. 
  2. ergatief zich snel verplaatsen zodat er een ruisend geluid voortgebracht wordt
    • Hij was op zijn snowboard van de helling gesuisd. 

Gangbaarheid

  • Het woord suizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.