thuishoorden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: thuishoorden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- thuis·hoor·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
thuishoren |
thuishoorden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van thuishoren
- ...dat wij thuishoorden.
- ...dat jullie thuishoorden.
- ...dat zij thuishoorden.
- ...dat wij thuishoorden.
- ▸ Terwijl de steradvocaat een vuurwerk van verontwaardiging afstak tegen directeur Curtholmen voor de ongeëvenaarde brutaliteit om je eisen deels te baseren op laster en deels op morele regels die eerder thuishoorden in de negentiende eeuw dan in onze tijd, besefte Eric dat hij het helemaal eens was met bijna alles wat de tegenpartij beweerde.[1]
Gangbaarheid
- Het woord thuishoorden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.