tikkelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tikkelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɪkələ(n)/
Woordafbreking

tik·ke·len

Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tikkelen
tikkelde
getikkeld
zwak -d volledig

Werkwoord

tikkelen

  1. overgankelijk herhaaldelijk met een korte beweging aanraken
    • Een grasspriet tikkelde aan tegen haar neus, een vlieg mafte rustig op haar koon. [1]
  2. inergatief herhaaldelijk tikken laten horen
    • De regen tikkelde tegen de ruiten, de wind woei in kleine, trieste vlaagjes, die gauw weer stilden. [2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'tikkelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
56 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.