tim

Niet te verwarren met: Tim, TIM, tim-, -tim, -tim-

Catalaans

Zelfstandig naamwoord

tim m

  1. (anatomie) zwezerik
Synoniemen
  • [1] timus

Indonesisch

Woordafbreking
  • tim
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

tim

  1. team, ploeg, groep
  2. (verouderd) schrijfwijze voor tin "blikje"
Afgeleide begrippen
  • [1] tim PKLN, timsin, timsus

Werkwoord

  1. (voeding) bepaalde wijze van stomen of au bain marie verwarmen
Afgeleide begrippen

Vietnamees

Zelfstandig naamwoord

tim

  1. (anatomie) hart
  2. wiek
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.