team

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  team    (hulp, bestand)
  • IPA: /tiːm/
Woordafbreking
  • team
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ploeg’ voor het eerst aangetroffen in 1909 [1]
  • Leenwoord van het Engelse team.
enkelvoud meervoud
naamwoord team teams
verkleinwoord teampje teampjes

Zelfstandig naamwoord

hetteamo

  1. (sport) een ploeg van bij elkaar horende spelers
    • In welk team zit jij? Ik zit in de C2. 
  2. een groep samenwerkende mensen
     Door de jaren heen ben ik erg effectief geworden om deadlines te halen, maar dat gaat soms ten koste van de sfeer in het team op mijn werk.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord team staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  team    (hulp, bestand)
  • IPA: /tiːm/
Woordafbreking
  • team
enkelvoud meervoud
team teams

Zelfstandig naamwoord

team

  1. team

Middelengels

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Angelsaksische tēam

Zelfstandig naamwoord

team

  1. familieleden, clan, mensen
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /tiːm/
Woordafbreking
  • team
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Engelse naamwoord team.

Zelfstandig naamwoord

team o

  1. team
    «Institusjonen er inndelt i 4 team; miljøteam, utrederteam, pedagogteam og familie- og oppfølgingsteam.»
    De instelling is onderverdeeld in vier teams: het (jeugd-)scèneteam, het pedagogenteam, het onderwijsteam en het familie- en begeleidingsteam.
  2. spreker, woordvoerder
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   team     teamet     team     teama,
teamene  
genitief   teams     teamets     teams     teamas,
teamenes  
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /tiːm/
Woordafbreking
  • team
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Engelse naamwoord team.

Zelfstandig naamwoord

team o

  1. team
Verbuiging
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   team     teamet     team     teama  
genitief                
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief               teami  
genitief                
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /tiːm/
Woordafbreking
  • team
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

team monbezield

  1. team; een groep samenwerkende mensen
Verbuiging
Schrijfwijzen
Synoniemen
  • družstvo o
  • kolektiv monbezield
  • mančaft / manšaft monbezield
  • mužstvo o
  • skupina v
Afgeleide begrippen
  • teamový
Verwante begrippen
  • teamově / týmově (bw.)
  • týmový

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.