tonisch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tonisch    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • to·nisch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits of Frans, in de betekenis van ‘spanning vertonend’ voor het eerst aangetroffen in 1922 [1]
  • afgeleid van tonus met het achtervoegsel -isch [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen tonischtonischer
verbogen tonischetonischere
partitief tonischtonischers-

Bijvoeglijk naamwoord

tonisch

  1. (medisch) met betrekking tot (spier)spanning
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tonisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.