tuffen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tuffen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tuf·fen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘geluid tuftuf maken’ voor het eerst aangetroffen in 1905 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tuffen
tufte
getuft
zwak -t volledig

Werkwoord

tuffen

  1. onovergankelijk (van voertuigen) zich rustig voortbewegen [3]
  2. onovergankelijk spugen [4]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord tuffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.