tweeën

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tweeën    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtwejə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • twee·en

Zelfstandig naamwoord

detweeënmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord twee
    • Hij had een koning, twee tweeën en een drie. 

Zelfstandig naamwoord

tweeën

  1. datief van twee: bij tijdsaanduidingen na voorzetsels
    • Het liep tegen tweeën. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • Ze waren met zijn tweeën.
Zij waren twee in getal.
  • Met z'n tweeën gingen ze wandelen.
De twee van hen gingen samen te wandel.

Gangbaarheid

  • Het woord tweeën staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.