uitbijt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitbijt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·bijt

Werkwoord

vervoeging van
uitbijten

uitbijt

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbijten
    • ... dat ik uitbijt. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbijten
    • ... dat jij uitbijt. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbijten
    • ... dat hij uitbijt. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitbijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.