vaða

Oudnoords

Woordafbreking
  • va·ða
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vaða
verr
enk: vór
mv: vóru
varit
Klasse 6 sterk volledig

Werkwoord

vaða

  1. waden
  2. zich verplaatsen, zich vooruit bewegen
  3. in gebruik zijn
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.