vastkoek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vastkoek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vast·koek

Werkwoord

vervoeging van
vastkoeken

vastkoek

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastkoeken
    • ... dat ik vastkoek. 

Gangbaarheid

  • Het woord vastkoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.