vender

Portugees

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse vendere.

Werkwoord

vender

  1. verkopen
    «Eu vendo minha casa.»
    Ik verkoop mijn huis.
Antoniemen


Spaans

Uitspraak
  • IPA: /βendeɾ/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse vendere.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vender
vendí
vendido
volledig

Werkwoord

vender

  1. verkopen
    «Vendió su automóvil para comprar una casa.»
    Hij verkocht zijn auto om een huis te kopen.
Antoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.