verkooplokalen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verkooplokalen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvɛrkoploˌkalə(n)/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ver·koop·lo·ka·len
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

deverkooplokalenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verkooplokaal
     Mijn moeder koesterde een geheime bewondering voor het savoir-vivre van Jacob, haar zwager, die op een ver verwijderde zolder van het grote huis twee leerling-meubelmakers aan het werk hield, die hem in staat stelden een leven van zalig nietsdoen te leiden, de toon aan te geven in de plaatselijke verkooplokalen en iedere vrijdag van acht tot twaalf op de Vismarkt door te brengen, waar hij dan strijk en zet met een emmervol uitgezochte exemplaren vandaan kwam.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'verkooplokalen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron Uit: Mijn huizen, jrg. 4, Daamen, Den Haag in: Maatstaf. (1956), p. 558
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.