verleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verleren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ver·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verleren
verleerde
verleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

verleren

  1. overgankelijk iets wat ooit geleerd is weer vergeten
    • Hij is zijn moedertaal inmiddels verleerd. 
  2. overgankelijk in onbruik raken van een gebruik, gewoonte
    • We zijn verleerd om niets te doen. 

Gangbaarheid

  • Het woord verleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.