vincere

Latijn

Uitspraak
  • IPA: /ˈwɪŋ.kɛ.rɛ/
Woordafbreking
  • vin·ce·re
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
vincere vincō vīcī victum
derde vervoeging volledig

Werkwoord

vincere

  1. actief infinitief praesens van vincere
    1. overwinnen
  2. passief imperatief praesens enkelvoud van vincere
    1. word overwonnen!
Citaten
ik kwam, ik zag, ik overwon

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.