visibel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: visibel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vi·si·bel
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | visibel | visibeler | visibelst |
verbogen | visibele | visibelere | visibelste |
partitief | visibels | visibelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
visibel [2]
- duidelijk, met het oog waarneembaar
- ▸ ‘We willen zo terugkeren naar de roots van de loterij, met zeer visibele trekkingen’, zegt Jannie Haek. ‘We tonen zo hoe de trekking gebeurt, op een zeer transparante manier, en denken dat we zo het element van vertrouwen kunnen verhogen.’[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord visibel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ visibel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron bbd“Trekkingen loterij straks live te volgen op De Brouckèreplein” (11/01/2019), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.