vlaggen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vlaggen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvlɑɣə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • vlag·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • Denominaal afgeleid van vlag.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vlaggen
/ˈvlɑxə(n)/
/ˈvlɑɣə(n)/
vlagde
/ˈvlɑxdə/
/ˈvlɑɣdə/
gevlagd
/xəˈvlɑxt/
/ɣəˈvlɑxt/
zwak -d volledig

Werkwoord

vlaggen

  1. de vlag uithangen
    • Op Koninginnedag wordt er volop gevlagd. 

Zelfstandig naamwoord

devlaggenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vlag

Gangbaarheid

  • Het woord vlaggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.