waak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  waak    (hulp, bestand)
  • IPA: /wak/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /ʋak/
    • (Vlaanderen, Brabant): /β̞ak/
    • (Limburg): /wak/
Woordafbreking
  • waak

Werkwoord

vervoeging van
waken

waak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waken
    • Ik waak. 
  2. gebiedende wijs van waken
    • Waak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waken
    • Waak je? 

Gangbaarheid

  • Het woord waak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.