wandern

Duits

Werkwoord

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wandern
wanderte
gewandert
zwak volledig met "haben"
Uitspraak
  • Geluid:  wandern    (hulp, bestand)

wandern

  1. wandelen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.