wart

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wart    (hulp, bestand)
  • IPA: /wɑrt/
Woordafbreking
  • wart

Werkwoord

vervoeging van
warren

wart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van warren
    • Jij wart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van warren
    • Hij wart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van warren
    • Wart! 

Gangbaarheid

  • Het woord wart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Duits

Uitspraak

[1] vervoeging van 'sein':

  • Geluid:  wart    (hulp, bestand)
  • IPA: /vaːɐ̯t/

[1] vervoeging van 'warten':

  • Geluid:  wart    (hulp, bestand)
  • IPA: /vaʁt/
Woordafbreking
  • wart

Werkwoord

wart

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sein: was
  2. enkelvoud gebiedende wijs van warten: wacht!
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.