weden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  weden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwedə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • we·den
Woordherkomst en -opbouw
  •  wede zn  met de uitgang -en

Zelfstandig naamwoord

dewedenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wede (twijg, houtige plant)
     De bezem werd geboord met „weden" van taaie twijgen van wilgen- of ander houtgewas.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'weden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    C.H. Edelman
    “De geschriften van Harm Tiesing over den landbouw en het volksleven van Oostelijk Drenthe” (1943), Van Gorcum & comp., Assen, p. 123
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.