wilgen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wilgen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɪlɣə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • wil·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • bn:  wilg zn  (houtsoort) met het achtervoegsel -en
  • zn:  wilg zn  (soort boom) met de uitgang -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

wilgen

  1. van wilgenhout vervaardigd

Zelfstandig naamwoord

dewilgenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wilg
Uitdrukkingen en gezegden
  • iets aan de wilgen hangen [1] [2]
    definitief ophouden met een langere tijd beoefende activiteit

Gangbaarheid

  • Het woord wilgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Iets aan de wilgen hangen” (3 juni 2019) op onzetaal.nl
  2. Weblink bron
    F.A. Stoett
    “Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden. Deel 1”, 4e druk (1923), W.J. Thieme & Cie, Zutphen, p. 559 nr. 1397 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.