winteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  winteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • win·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
winteren
winterde
gewinterd
zwak -d volledig

Werkwoord

winteren

  1. onpersoonlijk typisch winterweer vertonen
    • Als het vroeger lang winterde, vele dagen achtereen met strenge vorst, dan had je van die zogenaamde vorstvluchten van vogels. 

Gangbaarheid

  • Het woord winteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.