wisselend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wisselend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɪsələnt/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈʋɪsələnt/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈʋɪsələnt/
Woordafbreking
  • wis·se·lend
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen wisselendwisselenderwisselendst
verbogen wisselendewisselenderewisselendste
partitief wisselendswisselenders-

Bijvoeglijk naamwoord

wisselend

  1. aan wisseling onderhevig.
    • Hij heeft de laatste tijd nogal wisselend gedrag. 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: wisselen
verbogen vorm: wisselende

wisselend

  1. onvoltooid deelwoord van wisselen

Gangbaarheid

  • Het woord wisselend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.