woonde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  woonde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • woon·de

Werkwoord

vervoeging van
wonen

woonde

  1. enkelvoud verleden tijd van wonen
    • Ik woonde. 
    • Jij woonde. 
    • Hij, zij, het woonde. 
     De zelf omgebouwde camper waar hij in woonde was van alle gemakken voorzien, maar hij was minder dan 800 euro per jaar kwijt aan vaste lasten.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord woonde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.