woonde samen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  woonde samen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • woon·de sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samenwonen

woonde samen

  1. enkelvoud verleden tijd van samenwonen
    • Ik woonde samen. 
    • Jij woonde samen. 
    • Hij, zij, het woonde samen. 

Gangbaarheid

  • Het woord woonde samen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.