woonden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  woonden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • woon·den

Werkwoord

vervoeging van
wonen

woonden

  1. meervoud verleden tijd van wonen
    • Wij woonden. 
    • Jullie woonden. 
    • Zij woonden. 
     Ze woonden allemaal al hun hele leven in Tehachapi, maar hadden nog nooit van de Pacific Crest Trail gehoord.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord woonden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.