zab

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zab    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zab

Werkwoord

vervoeging van
zabben

zab

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zabben
    • Ik zab. 
  2. gebiedende wijs van zabben
    • Zab! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zabben
    • Zab je? 


Hongaars

Uitspraak
  • Geluid:  zab    (hulp, bestand)

Zelfstandig naamwoord

zab

  1. (plantkunde) Avena sativa  haver
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.