zegelde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zegelde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ze·gel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zegelen |
zegelde
- enkelvoud verleden tijd van zegelen
- Ik zegelde.
- Jij zegelde.
- Hij, zij, het zegelde.
- Ik zegelde.
Gangbaarheid
- Het woord zegelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.