zegelde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zegelde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ze·gel·de

Werkwoord

vervoeging van
zegelen

zegelde

  1. enkelvoud verleden tijd van zegelen
    • Ik zegelde. 
    • Jij zegelde. 
    • Hij, zij, het zegelde. 

Gangbaarheid

  • Het woord zegelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.