zegelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zegelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ze·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zegel met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zegelen
zegelde
gezegeld
zwak -d volledig

Werkwoord

zegelen

  1. overgankelijk van een zegel of stempel voorzien
    • De stukken werden gezegeld. 

Gangbaarheid

  • Het woord zegelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.